5 jaar Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg

Andere kijk op ouder worden

Essay in de reeks 'Vijf jaar innovatie in wonen en zorg' - november 2007

Download essay in pdf-formaat (pdf, 30 kb)

Arnold Reijndorp. Foto: Chris PennartsArnold Reijndorp, stadssocioloog, lid van de VROM-raad, bijzonder hoogleraar sociale en ruimtelijke ontwikkelingen van nieuwe stedelijke gebieden.

Als ik terugkijk naar de ontwikkelingen in wonen, zorg en welzijn van de afgelopen jaren valt me op dat de maatschappij op een andere manier tegen ouder worden en oud zijn is gaan aankijken. Ouderen zijn zelf kritischer geworden, maar ook professionals kijken anders tegen - hun eigen - ouder worden aan. 'Ouder zijn' wordt een meer zelfstandige en positieve fase in het leven van mensen, die hen ook een eigen identiteit geeft. De kijk van mijn generatie op ouder worden en wat daarvoor aan zogenoemde 'woonzorgarrangementen' nodig is, wordt mede bepaald door ervaringen met het ouder worden van onze ouders. Uitzonderingen daargelaten, is het gevoel: zo willen wij het niet.

Verbijzonderen
Een andere tendens is de ontwikkeling van concepten als woonzorgzones en woonzorgcomplexen. Toen wij enkele jaren geleden bezig waren met 'IJburg zonder scheidslijnen', hadden we nog nooit van deze termen gehoord. We hielden ons bezig met de basisprincipes van wonen zonder scheidslijnen zodat ook ouderen en mensen met een beperking gewoon in de wijk kunnen wonen. We wilden algemene voorzieningen voor bijzondere groepen toegankelijk maken en bijzondere voorzieningen voor algemeen gebruik openstellen. Namen als woonzorgzones en woonzorgcomplexen verbijzonderen deze voorzieningen, wat juist haaks staat op de emancipatie van ouderen en mensen met een beperking. Waarom kan een revalidatiecentrum niet ook een fitnesscentrum zijn en kunnen maaltijdvoorzieningen niet door een gewoon restaurant worden geboden? Mijn neef heeft een beperking en woont in een woonvoorziening. Waarom heeft hij niet een 'gewoon' adres, maar moet de hele wereld weten dat hij in een woonzorginstelling woont? Zo’n naam verbijzondert en dat zou niet hoeven.

Een vertrouwde omgeving maken
Ik heb moeite met het dogma van het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Door bevolkingsveranderingen en schaalvergroting van voorzieningen verdwijnen in veel wijken, juist voor het deel van de bevolking dat er al vele jaren woonde, de vertrouwde winkels, buurthuizen en andere voorzieningen, zoals het postkantoor of het bankfiliaal. Maar ook buren en kennissen verdwijnen. Daar komen anderen, vreemden, voor in de plaats. De buurt is niet langer de vertrouwde omgeving, waar de ideologie van het zo lang mogelijk zelfstandig blijven, vanuit gaat. Dus is het dan nog wel fijn voor mensen om langer in zo’n wijk te blijven wonen? Het gaat - denk ik - niet om het zo lang mogelijk thuis wonen, maar om het op dezelfde manier kunnen blijven leven. Mensen die altijd autonoom zijn geweest, zullen dat ook zo willen houden. Zij willen zo lang mogelijk thuis blijven wonen met service, maar zonder zorg. Anderen die het gewend zijn om zorg collectief te regelen, met de buren of de familie, doe je geen plezier met zo lang mogelijk thuis te blijven wonen als dat netwerk er niet meer is.

Maar ook los van herstructurering geldt dat sommige mensen liever in een kleine instelling gaan wonen als hun netwerk kleiner wordt. De vertrouwde omgeving is er niet meer, die moet je opnieuw maken. Mensen willen niet alléén woonzorgarrangementen. Zij willen ook winkels, een bibliotheek en restaurants. Als dat er allemaal niet is, dan creëer je woonzorgeilandjes in een wijk. Corporaties hebben een belangrijke taak bij het maken van de vertrouwde omgeving. Bijvoorbeeld door een hofjesstructuur, goed beheer en het aanstellen van huismeesters. Ook moeten zij kijken welke arrangementen ze daarbij kunnen aanbieden.

Volgens Guus Verduin van Woonzorg Nederland staat zijn corporatie bekend als een corporatie voor ouderen, terwijl hun kerncompetentie het bieden van wonen met service- en welzijnsarrangementen is. Dit betekent dat naast ouderen ook jonge Antilliaanse moeders een doelgroep kunnen zijn. De corporatie kan behalve huisvesting, ook kinderopvang regelen, bijvoorbeeld in samenwerking met onderwijsinstellingen. Ik vind dat een verfrissend voorbeeld van breder kijken dan alleen woonzorgcombinaties voor een specifieke doelgroep.

Woningcorporaties zouden ook meer in het gebied tussen huur- en koopwoningen kunnen opereren, bijvoorbeeld door woningen te kopen van ouderen en deze weer aan hen te verhuren of door het regelen van een hypotheek voor mensen met beperkingen. Of dit gaat gebeuren hangt af van de bereidheid van woningcorporaties om die weg in te slaan.

Verantwoordelijkheid nemen
Wijken moeten levendigheid hebben en niet uitstralen dat de voorzieningen in de wijk bestemd zijn voor mensen met een beperking. Er moet minder aandacht zijn voor de fysieke opknapbeurt van een wijk en meer voor de wens van de individuele bewoners en hun perspectief. Nu kunnen mensen vaak niet inschatten hoe hun buurt is en wie er wonen, waardoor het vertrouwen wegvalt. Sociale samenhang suggereert dat mensen het allemaal goed met elkaar moeten vinden. Terwijl mensen over het algemeen wel goed contact willen met elkaar, maar ze willen niet bij elkaar de deur platlopen. Ze zijn vriendelijk tegen elkaar, maar gaan verder hun eigen gang en hebben niet de behoefte aan diepgaande vriendschappen met hun buren. Bij het stimuleren van sociale samenhang gaat het echter vaak juist om initiatieven gericht op het meer contact krijgen met elkaar. Maar het samenleven wordt vaak verpest door enkele individuen die zich nergens iets van aantrekken. Het probleem is niet dat men de buren niet kent. De meeste bewoners weten wel zo ongeveer wie er verder woont. Onveiligheidsgevoelens komen veel meer voort uit het niet kunnen inschatten van wie er allemaal op straat rondlopen en wat ze van plan zijn. Daarmee neemt de vertrouwdheid van de omgeving af. Talja Blokland noemt dit een gebrek aan publieke familiariteit. Korte, maar niet diepgaande contacten kunnen helpen om die vertrouwdheid te herstellen. En dan gaat het minder om contacten met de directe buren en meer om contacten met bijvoorbeeld ouderen en jongeren. Dus niet alleen in de directe woonomgeving, maar juist in het publieke domein, het winkelcentrum, de school. De woningcorporaties kunnen eraan meewerken om de omgeving weer meer controleerbaar en vertrouwd te maken en ervoor zorgen dat iedere huurder zich aan de regels houdt. Een corporatie moet hierin ook haar verantwoordelijkheid nemen. Zij bepaalt immers de bevolkingssamenstelling op een trap. Verder kunnen corporaties initiatieven van bewoners, welzijnswerk en onderwijs ondersteunen. Projecten die niet gericht zijn op problemen, maar die uitgaan van de talenten en ambities die mensen in huis hebben. En dat geldt ook voor ouderen en mensen met een beperking. ''

Ontwikkelingen
Kijkend naar de toekomst zullen er nieuwe scheidingen optreden. Enerzijds zet de trend door dat geëmancipeerde ouderen steeds meer geld te besteden hebben en anderzijds behoren ouderen tot de armste groepen in de steden. Commerciële instellingen zullen nog meer inspelen op de rijkere ouderen. Maar wie zorgt voor de mensen die minder geld te besteden hebben? Dat geldt zeker voor de mensen met een beperking. Hun belangrijkste beperking is vaak dat zij geen geld hebben. Woningcorporaties zullen woningen blijven verkopen. Ze blijven opereren in de markt die geld oplevert. De vraag is of en hoe ze de opbrengsten investeren in arrangementen voor mensen die weinig te besteden hebben.

Verder zal het idee van zo lang mogelijk thuis wonen meer ter discussie worden gesteld. Er komen meer collectieve arrangementen tot zelfs private woondomeinen voor in de plaats. Ook wijkgebonden collectieven nemen toe. Dat is eigenlijk begonnen met oudere immigranten die opnieuw de vertrouwdheid opzochten. Maar er blijft toch altijd een grote groep die autonoom is en zo lang mogelijk thuis wil blijven wonen. Belangrijk is dat algemene voorzieningen toegankelijk moeten zijn voor iedereen, dus óók voor ouders met kinderwagens en mensen met hulpmiddelen. Dat betekent geen toiletten plaatsen in kelders en zorgen voor vervoer op tijd in plaats van vervoer op maat. Er wordt nog teveel van uitgegaan dat mensen met een beperking alle tijd van de wereld hebben. Wat mij betreft mag dat juridisch worden afgedwongen. Anders hou je de 'verbijzondering' van voorzieningen in stand.


zoeken in 118 websites